Insights

Wet werken waar je wilt krijgt toch een vervolg!

Op 5 juli 2022 is het wetsvoorstel Wet werken waar je wilt aangenomen in de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is aan veel kritiek onderhevig geweest, waardoor het sterk de vraag was of het voorstel door de Tweede Kamer heen zou komen. En nu is er dan toch groen licht. Als dit wetsvoorstel óók door de Eerste Kamer heen komt, betekent dit een wijziging van de Wet flexibel werken. De naam van het wetsvoorstel doet vermoeden dat een werknemer zelf kan bepalen waar hij wil werken; elke locatie lijkt mogelijk. Maar is dit ook zo? In dit artikel benoemen we de belangrijkste aspecten van het wetsvoorstel.

Wet flexibel werken vs. Wet werken waar je wilt

Op dit moment is in de Wet flexibel werken opgenomen dat een werknemer een werkgever kan verzoeken om aanpassing van de arbeidsplaats. De werkgever moet het verzoek van de werknemer overwegen en overleg plegen met de werknemer als hij het verzoek afwijst. Er geldt voor afwijzing geen inhoudelijk vereiste van ‘’zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen’’, zoals bij een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur. De werkgever heeft dus bij het overwegen van zo’n verzoek een grote vrijheid en kan het verzoek in beginsel op iedere grond afwijzen. Het wetsvoorstel brengt hierin verandering.

De eerste versie van het wetsvoorstel bepaalde dat de werkgever het verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats moet inwilligen, als de beoogde arbeidsplaats het woonadres van de werknemer is óf een andere werklocatie van de werkgever, beiden gelegen binnen het grondgebied van de EU. Dit verzoek kon volgens de eerste versie van het wetsvoorstel alleen worden geweigerd als zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen zich daartegen verzetten. De gewenste arbeidsplaats moet zich dus bevinden binnen het grondgebied van de EU én het moet gaan om het woonadres van de werknemer óf om een werklocatie van de werkgever.

Bij een verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats naar een andere locatie, bijvoorbeeld een tweede huis buiten de Europese Unie, hoeft de werkgever het verzoek dus in beginsel niet in te willigen. Hier blijft het oude (huidige) regime gelden en moet de werkgever het verzoek enkel ‘overwegen’ en bij afwijzing overleg plegen met de werknemer. Werken waar je wilt is dus niet echt werken waar je wilt.

Blijft over de vraag: hoe zit het in de tweede versie van het wetsvoorstel met de ‘zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen’?

Nota van wijziging

Op deze weigeringsgrond kwam forse kritiek vanuit o.a. de SER, omdat de formulering enkel rekening houdt met de zwaarwegende belangen van de werkgever, en geen afweging inhoudt

tussen de belangen van de werkgever enerzijds en die van de werknemer anderzijds. Volgens de SER zou voor een goede balans tussen zeggenschap van de werknemer over hybride werken en maatwerk aan de kant van de werkgever, een belangenafweging een betere toets zijn. Naar aanleiding van deze kritiek is een nota van wijziging ingediend, waarmee de toets is veranderd.

Dit betekent dat een werkgever een verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats moet inwilligen, als de werkgever, gelet op de omstandigheden van het geval, oordeelt dat zijn belangen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor het verzoek moeten wijken. Door de belangenafweging via het criterium ‘redelijkheid en billijkheid’ zou volgens de SER de werknemer meer zeggenschap krijgen over de balans tussen het werken op een bedrijfslocatie en daarbuiten en blijft er voor de werkgever ruimte om afspraken te maken die passen bij de organisatie.

In de nota van wijziging wordt toegelicht dat de belangenafweging in de eerste plaats wordt gemaakt door de werkgever. De werkgever moet beoordelen of zijn belangen naar redelijkheid en billijkheid opwegen tegen de belangen van de werknemer. De werkgever moet daarbij alle omstandigheden van het geval betrekken en moet dus goed op de hoogte zijn van de concrete belangen van de werknemer bij een aanpassing van de arbeidsplaats. Elementen die kunnen worden meegenomen bij de afweging zijn bijvoorbeeld de sociale cohesie, samenwerking binnen teams en zware administratieve of financiële lasten voor de werkgever.

Kortom

Het wetsvoorstel Wet werken waar je wilt maakt dat de werkgever bij een verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats naar het woonadres van de werknemer of een werklocatie van de werkgever binnen de EU, een belangenafweging moet maken. Hoe die belangenafweging uitpakt, zal afhangen van alle omstandigheden van het geval. Bij een verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats naar een locatie gelegen buiten de EU, blijft het oude regime gelden.

Wij menen dat de eerdere toets verstrekkend was, maar dat deze gewijzigde toets evengoed veel vragen oproept. Het wachten is nu op de Eerste Kamer.

Heeft u vragen over het wetsvoorstel, dan helpen wij u uiteraard graag verder.

Ilse Spee

Published On: 12 juli 2022

Deel dit bericht

Stel direct een vraag