Insights
NOW 3.0 regeling gepubliceerd
Op 28 augustus jl. heeft het Ministerie voor Economische Zaken en Klimaat laten weten de NOW regeling per 1 oktober te verlengen met drie tijdvakken van drie maanden (NOW 3.0). De definitieve regeling is op 9 oktober jl. gepubliceerd. In dit artikel geven wij u een overzicht van de regelingen per tijdvak. Een uitleg daarbij vindt u onder het overzicht. De tekst van de regeling vindt u hier.

Algemene beginselen NOW 3.0
De NOW 3.0 kent enkele specifieke bepalingen voor de verschillende tijdvakken. Er zijn echter ook enkele algemene beginselen in de NOW 3.0. Een groot deel daarvan kennen we al van de NOW 1.0 en de NOW 2.0. Wij zullen hier de belangrijkste basisprincipes kort bespreken.
Omzetdaling
Voor de verschillende tijdvakken gelden verschillende drempels wat de omzetdaling betreft. Zo geldt voor het eerste tijdvak een minimale omzetdaling van 20%, maar geldt voor het tweede en derde tijdvak een minimale omzetdaling van 30%. Om de omzetdaling te berekenen wordt de verwachte omzet over het tijdvak vergeleken met de jaaromzet over 2019 gedeeld door vier.
Bij het bepalen van de omzetdaling gelden dezelfde regels met betrekking tot ondernemingen die onderdeel uitmaken van een groep als de regels die gelden onder de NOW 2.0. Voor een overzicht van deze regeling verwijzen wij u graag naar dit artikel.
Verplichtingen
De verplichtingen die gelden onder de NOW 3.0 zijn grotendeels gelijk aan die van de NOW 1.0 en de NOW 2.0. Zo blijft het verbod op het uitkeren van bonussen aan bestuurders gelden onder de NOW 3.0. Ook de verplichting voor bepaalde werkgevers om een accountantsverklaring te overleggen bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie blijft bestaan onder de NOW 3.0. Voor een overzicht van alle verplichtingen verwijzen wij u naar dit artikel over de NOW 1.0 en dit artikel over de NOW 2.0.
Wat opvalt is dat de verplichting de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden lijkt te zijn komen te vervallen onder de NOW 3.0. De verplichting staat niet langer in de lijst met algemene verplichtingen. De verplichting de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden is echter nog altijd onderdeel van de NOW, zij het dat deze nu per tijdvak verschilt. Deze verplichting zal hierna per tijdvak afzonderlijk besproken worden.
Eerste tijdvak
Het eerste tijdvak loopt van 1 oktober 2020 tot 31 december 2020. Werkgevers kunnen een aanvraag voor het eerste tijdvak van de NOW 3.0 indienen in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 13 december 2020. Net als onder de NOW 1.0 en de NOW 2.0 zal een werkgever een voorschot ontvangen van 80% van de te verwachten hoogte van de subsidie.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het eerste tijdvak moet sprake zijn van een omzetdaling van tenminste 20% over een periode van drie aaneengesloten maanden. Deze drie aaneengesloten maanden moeten vallen in de periode tussen 1 oktober 2020 en 28 februari 2021. De werkgever is vrij om te bepalen wanneer hij de periode van drie maanden wil laten starten.
Heeft de werkgever echter gebruik gemaakt van de NOW 2.0, dan moet de periode van drie aaneengesloten maanden direct volgen op de periode van vier aaneengesloten maanden op basis waarvan de omzetdaling voor de NOW 2.0 is berekend.
Het voorschot en de subsidie worden gebaseerd op de loonsom in de maand juni 2020. Als achteraf blijkt dat de daadwerkelijk betaalde loonsom in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 meer dan 10% lager is dan driemaal de loonsom in de maand juni 2020, zal de subsidie naar rato worden verlaagd. Hier komt de verplichting de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden dus terug in aangepaste vorm. De subsidie zal slechts naar beneden worden bijgesteld als de loonsom meer dan 10% afwijkt van de loonsom in de maand juni 2020.
Tweede tijdvak
Het tweede tijdvak loopt van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. Werkgevers kunnen een aanvraag voor het tweede tijdvak van de NOW 3.0 indienen in de periode van 15 februari 2021 tot en met 14 maart 2021. Net als onder de NOW 1.0 en de NOW 2.0 zal een werkgever een voorschot ontvangen van 80% van de te verwachten hoogte van de subsidie.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het tweede tijdvak moet sprake zijn van een omzetdaling van tenminste 30% over een periode van drie aaneengesloten maanden. Dit is dus een hoger percentage dan vereist is in het eerste tijdvak. Deze drie aaneengesloten maanden moeten vallen in de periode tussen 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2021. De werkgever is vrij om te bepalen wanneer hij de periode van drie maanden wil laten starten.
Heeft de werkgever echter gebruik gemaakt van het eerste tijdvak van de NOW 3.0, dan moet de periode van drie aaneengesloten maanden direct volgen op de periode van drie aaneengesloten maanden op basis waarvan de omzetdaling voor het eerste tijdvak is berekend.
Het voorschot en de subsidie worden net als in het eerste tijdvak gebaseerd op de loonsom in de maand juni 2020. Als achteraf blijkt dat de daadwerkelijk betaalde loonsom in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 meer dan 15% lager is dan driemaal de loonsom in de maand juni 2020, zal de subsidie naar rato worden verlaagd. Er is dus in het tweede tijdvak een grotere ruimte voor afwijking van de loonsom van de maand juni 2020 dan in het eerste tijdvak.
Derde tijdvak
Het derde tijdvak loopt van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021. Werkgevers kunnen een aanvraag voor het tweede tijdvak van de NOW 3.0 indienen in de periode van 17 mei 2021 tot en met 13 juni 2021. Ook in het derde tijdvak zal een werkgever een voorschot ontvangen van 80% van de te verwachten hoogte van de subsidie.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het derde tijdvak moet, net als in het tweede tijdvak, sprake zijn van een omzetdaling van tenminste 30% over een periode van drie aaneengesloten maanden. Deze drie aaneengesloten maanden moeten vallen in de periode tussen 1 april 2021 tot en met 31 augustus 2021. De werkgever is vrij om te bepalen wanneer hij de periode van drie maanden wil laten starten.
Heeft de werkgever echter gebruik gemaakt van het tweede tijdvak van de NOW 3.0, dan moet de periode van drie aaneengesloten maanden direct volgen op de periode van drie aaneengesloten maanden op basis waarvan de omzetdaling voor het tweede tijdvak is berekend.
Het voorschot en de subsidie worden net als in het eerste en tweede tijdvak gebaseerd op de loonsom in de maand juni 2020. Als achteraf blijkt dat de daadwerkelijk betaalde loonsom in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 meer dan 20% lager is dan driemaal de loonsom in de maand juni 2020, zal de subsidie naar rato worden verlaagd. Er is dus in het derde tijdvak een nog grotere ruimte voor afwijking van de loonsom van de maand juni 2020 dan in het eerste en tweede tijdvak.