Insights
Kwalificatie van de arbeidsovereenkomst
Steeds meer mensen zijn de afgelopen jaren (al dan niet noodgedwongen) als zelfstandige aan de slag gegaan. En daarmee nam ook de discussie toe over de vraag of dat wel echt op zelfstandige basis plaatsvond of dat er eigenlijk sprake was van een arbeidsovereenkomst. Tot afgelopen vrijdag werd voor de kwalificatie van een overeenkomst eigenlijk standaard teruggegrepen naar het arrest Groen/Schoevers, waaruit werd afgeleid dat de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst een (grote) rol speelt bij de beoordeling of tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Afgelopen vrijdag (6 november jl.) heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over deze kwalificatievraag. De Hoge Raad overwoog daarin dat deze partijbedoeling niet (langer) van belang is.
Casus
De betrokkene in deze zaak deed participatiewerk op basis van een zogenaamde plaatsingsovereenkomst bij de gemeente Amsterdam. Zij kreeg een uitkering (op grond van de Participatiewet) en werkte maandenlang als servicedeskmedewerker voor de gemeente. Doel was het op deze wijze vergroten van haar kans op terugkeer naar de arbeidsmarkt. De betrokkene eiste echter, mede omdat zij feitelijk hetzelfde werk deed als haar collega’s die een arbeidsovereenkomst hadden, ook een arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:610 BW.
In tegenstelling tot de kantonrechter en het gerechtshof oordeelde de Hoge Raad dat de praktische uitvoering van de overeenkomst doorslaggevend is, dus welke afspraken over rechten en verplichtingen er over en weer zijn gemaakt. De partijbedoeling speelt hierbij geen rol. Overigens kwam de Hoge Raad uiteindelijk wel tot hetzelfde oordeel, namelijk dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit omdat de rechten en plichten die partijen hadden afgesproken in de plaatsingsovereenkomst niet overeenkwamen met de kenmerken van een arbeidsovereenkomst.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Deze uitspraak zal met name van belang zijn voor de groep mensen die thans als zelfstandige werkzaamheden verrichten voor opdrachtgevers. Tot nu toe kozen werkgevers er vaak voor een zzp-overeenkomst te sluiten waarin expliciet werd benoemd dat partijen niet de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst aan te gaan, zodat het onderscheid tussen een zzp-overeenkomst en een arbeidsovereenkomst duidelijk was. De Hoge Raad benadrukt nu echter dat uitsluitend moet worden gekeken naar de feitelijke omstandigheden om vast te stellen of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Kortom: als sprake is van arbeid, loon en een gezagsverhouding, zal de relatie dus kwalificeren als een arbeidsovereenkomst. Of partijen dit nu beoogd hebben of niet. Alle reden om de zzp-overeenkomsten nog eens af te stoffen en kritisch tegen het licht te houden.
Heeft u vragen over een zzp-overeenkomst? Wij helpen u graag verder!